Rapport voormalig topambtenaar Justitie

"Verslag op basis van een onderzoek en analyse in verband met de integriteit van de persoon van de Secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie" d.d. 15 februari 2010

Loopbaan

a. medewerker directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving en Publiekrecht, Ministerie van Defensie, van 1971 tot 1973;
b. plaatsvervangend hoofd directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving en Publiekrecht, Ministerie van Defensie, van 1973 tot 1977;
c. hoofd directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving en Publiekrecht, Ministerie van Defensie, van 1977 tot 1982;
d. plaatsvervangend directeur directie Politie, Ministerie van Justitie, van 1982 tot 1983;
e. directeur directie Politie, Ministerie van Justitie, van 1983 tot 1988;
f. hoofddirecteur hoofddirectie Organisatie Rechtspleging, Ministerie van Justitie, van 1988 tot 1990;
g. directeur-generaal Rechtspleging, Ministerie van Justitie, van 1990 tot 1993;
h. directeur-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, Ministerie van Justitie, van 1993 tot 2002;
i. secretaris-generaal Ministerie van Justitie, vanaf 1 november 2002 tot heden.

Functie jo. formele en materiële invloed:

Functioneren als topambtenaar bij Justitie. de persoon JD:

Snel na zijn overgang van het ministerie van Defensie naar het ministerie van Justitie werd duidelijk dat JD binnen Justitie carrière zou gaan maken. Hij viel op door zijn scherpzinnige en onafhankelijke analyses en hij had vanaf de aanvang groot gezag bij de politieke leiding van het departement. Zijn analyses waren zakelijk en altijd bruikbaar in een vaak lastige politieke context, waarvoor hij een feilloos gevoel heeft. Binnenskamers duidelijk en soms hard in zijn conclusies en opvattingen en naar buiten toe altijd loyaal jegens de politieke bestuurders. Opvallend was dat minister Sorgdrager in 1995 twee van de drie DG's ontsloeg cq wegpromoveerde. Ook heeft zij (als oud Procureur-generaal) een politieke vriend Docters van Leeuwen benoemd tot voorzitter van het college van PG's. Later kwam zij ook met hem in conflict en hij moest toen het veld ruimen. In al deze turbulentie bleef JD ongemoeid.

Gewaardeerd om zijn kennis en politieke overlevingsinstinct bleef hij op zijn post als DG en de mensen om hem heen waren in toenemende mate verbaasd over zijn overlevingskunst. In de gesprekken die ik had met oud collega' s uit die tijd werd door iedereen spontaan die periode genoemd, omdat iedereen verbaasd was dat hij telkens buiten schot bleef. Er werden binnen de justitietop veel grappen gemaakt over de homosexuele JD en dat het opviel dat in de leidinggevende posities binnen het departement steeds meer collega's van de mannenliefde opdoken. Grapjes die altijd achter de hand werden gemaakt met een lichte toon van verbazing hoe iemand met alles lijkt weg te komen.

Zijn loopbaan verliep zeer voorspoedig. In de drie stappen van plv. directeur van de tot Directeur-generaal in de periode van 1982 tot 1990. Vanaf 1990 maakt hij als DG deel uit van de hoogste bestuursorganen van het ministerie. De (wekelijkse) ministerstaf, waarin behalve de minister en de staatssecretaris de Secretaris-generaal (SG), diens plaatsvervanger(s) en de Directeuren-generaal (DG's), destijds drie in getal, zitting hadden. Het hoogste overlegorgaan van het departement. Daarnaast maakte hij deel uit van de departementsraad, zonder de bewindspersonen en verder dezelfde personen als in de ministerstaf. Alle belangrijke zaken, die om onderlinge afstemming binnen justitie vroegen kwamen daar aan de orde en de feitelijke macht van dat orgaan is zeer groot. Na zijn benoeming tot Secretaris-generaal in 2002 is hij voorzitter van de departementsraad. Vanuit die positie, lid en later voorzitter van de bestuursraad van het departement van Justitie, heeft hij overzicht over en inzicht in alle belangrijke dossiers die justitie in het bijzonder en het landsbestuur in het algemeen raken. Hier komen immers ook alle onderwerpen aan de orde die in de ministerraad en de onderraden daarvan worden besproken cq beslist en daar worden de adviezen voorbereid aan de bewindspersonen over in te nemen standpunten en/of te volgen strategie in de ministerraad en de onderraden.

Daarnaast heeft de SG nog een eigenstandige positie als belangrijkste politieke adviseur van de bewindspersonen. In mijn gesprekken met oud collega's en vanuit eigen waarneming weet ik dat die rol in het algemeen zeer werd gewaardeerd. Zijn kwaliteiten zijn niet alleen intellectueel en analytisch bovengemiddeld, hij heeft een feilloze politieke antenne, is erudiet, humoristisch en cultureel betrokken en actief. Hij heeft een uitstekend interdepartementaal netwerk; alle echt belangrijke mensen op de kerndepartementen zitten in zijn netwerk. AI mijn gesprekspartners zien in die combinatie een extreme kracht. Het zelfde geldt voor zijn persoonlijkheid die zonder uitzondering wordt gekenschetst als krachtig en overtuigend vanuit een enorme (dossier)kennis. Dat wordt gezien als verklaring voor het feit dat hij tot nu toe alle discussies en verdachtmakingen rond zijn vermeende dubbelleven heeft overleefd.

Iedereen die ik sprak heeft het gevoel dat het niet kan worden uitgesloten dat er wel degelijk echt iets mis is, maar niemand kan of wil in dit verband concrete feiten noemen die dat zouden kunnen hard maken. Niemand wil in dit verband zijn naam genoemd hebben,laat staan de geruchten uit eigen wetenschap bevestigen. Men geeft als belangrijkste reden daarvoor dat het eerder niet gelukt is de vermeende feiten hard te maken en mijn gesprekspartners gaven zonder uitzondering aan bang te zijn voor mogelijke repercussies, indien hun naam in dit verband wordt genoemd. Ik heb zelf niet gesproken met oud collega Hilbrand Nawijn omdat op internet van hem een uitvoerig interview verscheen (bijlage pagina 13 e.v.). Dat interview geeft goed weer wat ook mijn bevindingen waren bij het voorbereiden van dit verslag. Ook voor mij geldt overigens dat ik reële angst heb voor mogelijke repercussies jegens mijn persoon en/of gezin. Als immers de vermeende beschuldigingen enige feitelijke grondslag zouden blijken te hebben dan valt niets uit te sluiten. Op internet wordt (weliswaar geheel onbewezen, maar niettemin) gesuggereerd dat er een link zou bestaan tussen het mogelijk blootleggen van het Nederlandse/Europese pedonetwerk en de dood van enkele met name genoemde personen.

Algemeen

Het Ministerie van Justitie (MvJ) kan worden gekenmerkt als een "benoemingendepartement". Afgezien van Defensie, dat rechtstreeks de krijgsmacht aanstuurt en alle (top)benoemingen binnen die krijgsmacht bepaalt) heeft geen enkel ander departement zo veel buitendiensten als Justitie en daarbij zoveel invloed op de invulling van de topposities binnen die rijksorganen, waarvan de belangrijkste zijn de politie en de rechterlijke macht (zowel de zittende als de staande magistratuur).

1982-1988
(plv.) directeur, hoofd van de Directie Politie.

Tot de invoering van het huidige politiestelsel bij wet van 9 december 1993 kende Nederland gemeentelijke politiekorpsen bij de grotere gemeenten en het korps rijkspolitie dat de rest van het land bediende. De Rijkspolitie viel onder het beheer van Justitie en de gemeentelijke korpsen onder het beheer van de burgemeesters van de grotere steden. Alle benoemingen in de top van de politieorganisatie vonden plaats door de Kroon op voordracht van Justitie en Binnenlandse Zaken (Biza).

Vanaf zijn aanstelling bij Justitie in 1982 tot 1988 zat JD als (plv.) directeur, hoofd van de Directie Politie in het hart van de macht als het gaat om benoemingen van de politietop. De invloed bij de rijkspolitiediensten was direct en beslissend (met instemming van BiZa). Zijn formele/functionele invloed was groot en zijn materiële invloed was, zeker vanaf 1983 toen hij directeur Politie werd, beslissend. Een voordracht aan de Kroon van een kandidaat die JD niet zou goedkeuren was de facto niet denkbaar.

Pas vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe Politiewet in 1994 werd de rol van Justitie jegens de toen ingestelde regiopolitiekorpsen een andere, maar nog altijd behoeven alle voordrachten aan de Kroon bij benoeming van topfunctionarissen bij de politiediensten de instemming van de departementen van Biza en Justitie. A fortiori geldt dat voor benoemingen bij de landelijk georganiseerde politieonderdelen.

1988-1993
Hoofddirecteur hoofddirectie Organisatie Rechtspleging; directeur-generaal Rechtspleging

De hoofddirectie werd bij een reorganisatie in 1990 omgezet een het directoraat-generaal Rechtspleging (DGR). De materiële rol van de hoofddirecteur en later directeur-generaal was nauwelijks verschillend. Binnen de rechterlijke macht wordt dit directoraat-generaal soms schertsend aangeduid als "het politbureau", omdat alle benoemingen binnen de rechterlijke macht in Nederland daar worden voorbereid. Het begrip rechterlijke macht omvat zowel de zittende magistratuur, de rechters (ZM), als de staande magistratuur, de leden van het Openbaar Ministerie (OM).

Zittende magistratuur (ZM)

Leden van de ZM worden voor het leven benoemd en kunnen niet voor hun 70' jaar worden ontslagen, anders dan door grove nalatigheid en dan alleen door tussenkomst van de Hoge Raad der Nederlanden. Vaak wordt gedacht dat door die benoeming voor het leven de ministeriële invloed op het functioneren van de ZM wordt uitgesloten en dat daarmee de onafhankelijke positie van de ZM is gewaarborgd. Dit is echter geenszins het geval. Immers na de aanstelling als (jongste) rechter lopen alle volgende benoemingen in promotiefuncties volgens dezelfde regels via het MvJ (DGR). Het college waar die benoeming moet plaatsvinden heeft veel invloed op die promotiebenoemingen via het recht van aanbeveling. Zonder aanbeveling (aan de MvJ), geen voordracht (aan de Kroon) en dus geen benoeming. De Presidenten van de rechtbanken (19) hebben materieel dus een beslissende invloed op de vraag wie binnen de rechtbank hoger komt in de hiërarchie.

Maar hoe wordt je één van die 19 presidenten? Ook daar geldt dat het eigen college op basis van de ingekomen sollicitaties een aanbeveling opstelt. Het MvJ (DGR) heeft daar echter in informele zin een veel grotere bemoeienis mee. Het is immers van belang dat bv. de president van de Haagse rechtbank alle Korte Gedingen tegen de Staat der Nederlanden behandelt en dat heeft - zeker informeel- invloed op het profiel van de daar te benoemen rechtbankpresident. Het wereldje is klein (19 mensen) en als kandidaat voor de functie draai je al jaren mee en men kent elkaar niet alleen goed binnen de ZM, men kent ook het MvJ en de mensen die daar cruciaal zijn bij het benoemingenbeleid in de top van het ZM. Relatief vaak hebben leidende rechters ook enige tijd op het ministerie een project getrokken of als lid/voorzitter van een adviescommissie adviezen uitgebracht over de meest uiteenlopende onderwerpen. Inhoudelijk overigens een logische gang van zaken en zeker niet slecht voor de inhoudelijke kant van de beleidsvoorbereiding. Maar het betekent ook dat "men" elkaar kent en dat de informele invloed van het MvJ op de vraag wie in de top van de ZM terechtkomt relatief groot is. Eigenlijk is het grootste risico dat die informele invloed nergens zichtbaar wordt en dat niemand echt kan beoordelen hoe ver deze reikt. Enige vorm van controle ontbreekt daarop. Met de komst van de Raad voor de Rechtspraak in 2002 is het voorbereiden van benoemingen bij de ZM op afstand gezet van het MvJ. Maar nog steeds geldt dat het circuit beperkt is tot een klein groepje insiders waarin in een vroeg stadium informeel duidelijk wordt wie waar rechtbankpresident kan/moet worden. Ook nu geldt nog dat een aanbeveling voor een benoeming door het MvJ moet worden omgezet in een voordracht aan de Kroon. Ook nu geldt dat die voordracht niet wordt gedaan als de MvJ echt bezwaren zou hebben. Het feit dat daarover nimmer een conflict naar buiten komt kan niet anders betekenen dan dat via afstemming in een vroeger stadium dergelijke situaties worden voorkomen.

Staande magistratuur (OM)

Bijzonder is de staatsrechtelijke positie van het openbaar ministerie in de verhouding tussen het openbaar ministerie en de minister van justitie. De minister van justitie maakt geen deel uit van het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie heeft eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden die rechtstreeks uit de wet voortvloeien. De vijf procureurs-generaal bij de gerechtshoven zijn degenen die in hoofdzaak het te voeren beleid bepalen. Het openbaar ministerie valt hiërarchisch gezien wel onder de minister van Justitie. Dat betekent dat de minister politiek verantwoordelijk is. De minister moet dus aan het verantwoording afleggen over het optreden van het openbaar ministerie. Hij is dan ook bevoegd binnen bepaalde grenzen bevelen aan het openbaar ministerie te geven. De leden van het openbaar ministerie zijn verplicht die bevelen op te volgen.

Het inhoudelijke beleid wordt in hoofdzaak bepaald door het College van Procureurs-generaal (PG's). Het benoemingenbeleid wordt bepaald door de minister van Justitie. Hij benoemt alle (top)functionarissen bij het OM. Dat betekent dat de voordrachten aan de Kroon tot benoeming van PG's en Hoofdofficieren van Justitie (HovJ's) worden voorbereid binnen het DGR en via de Secretaris-generaal (SG) en de minister aan het Kabinet van de Koningin worden voorgelegd. De invloed van het ministerie op de posities in de top van het OM is doorslaggevend net als bij elke rijksdienst die hiërarchisch onder de minister valt. De DGR heeft daarbij een bepalende rol in het opstellen van de voordracht. Indien de SG of de minister het met die voordracht oneens zou(den) zijn kan deze niet doorgaan. Informele afstemming vooraf voorkomt dat deze situatie zich voordoet.

Aanvulling

Tussen 1982 en 1988 had JD een beslissende invloed op alle belangrijke benoemingen bij de politie. Hetzelfde geldt voor de benoemingen in de rechterlijke macht (zowel staande als zittende magistratuur) tussen 1988 en 1993. De verwevenheid tussen het OM en de politie in groot. Het OM geeft leiding aan opsporingsonderzoeken. Dat geldt ook indien in die onderzoeken samenwerking plaatsvindt met bijzondere opsporings- en veiligheidsdiensten. Ook is er sprake van vormen van verwevenheid tussen het MvJ, het OM, de politie en de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD), later Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AND). Voor de personele invulling van de top van de BVD/AIVD wordt regelmatig geput uit personen die werkzaam zijn op het MvJ, bij het OM of de politie.

1993-2002
Directeur-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

In 1993 wordt JD benoemd als directeur-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken (DGIAV). Hij vertegenwoordigd vanaf dat moment de minister van Justitie in alle relevante internationale fora zoals de Verenigde Naties (New York, Wenen, Genève), de Europese Unie, de Raad van Europa etc. Daarnaast is hij verantwoordelijk voor vreemdelingenzaken. Dat betekent dat de directie Vreemdelingenbeleid op het departement en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (als agentschap) rechtstreeks onder zijn verantwoordelijkheid vallen. JD verblijft in die periode zeer frequent in het buitenland, al dan niet in aanwezigheid van de minister en/of de staatssecretaris van Justitie. Alle dienstreizen buitenland - en zeker die van een DG - worden ondersteund vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken en haar Ambassades. JD intensiveert in die periode zijn netwerk bij de buitenlandse dienst en hij onderhoud intensieve contacten binnen het netwerk van de belangrijke vertegenwoordigingen van Nederland in het buitenland.

Conclusies

JD opereert als hoogst verantwoordelijke ambtenaar en eerste adviseur van de minister en de staatssecretaris op het ministerie van Justitie (de SG). Zijn netwerk bestaat uit topfunctionarissen bij de rechterlijke macht (ZM en OM), de politie en de AlYD. Een groot aantal van de personen in dat netwerk zijn ooit op hun positie gekomen met bemoeienis van JD als directeur Politie, DGR en later SG. Vanaf 1993 verblijft hij als DGIAV zeer frequent in het buitenland en maakt de top 50 van de buitenlandse dienst deel uit van zijn netwerk.

Het is niet objectief vast te stellen of en zo ja, in hoeverre dit van invloed is op het feitelijk functioneren van de politie en de rechterlijke macht en of er sprake is van onzuivere of onjuiste beïnvloeding op belangrijke processen en onderzoeken. De bestuurlijke integriteit staat niettemin onder druk omdat er geen publieke vorm van toets of onderzoek is (geweest), waardoor een dergelijke onzuivere beïnvloeding kan worden uitgesloten.

Indien JD een relatie zou hebben (zoals de onbewezen beschuldigingen met klem stellen) met een pedo-netwerk van hooggeplaatsten dat had hij in de jaren van 1993 tot 2002 een uitgelezen gelegenheid zijn dubbelleven te leiden. Hij was functioneel onder meer verantwoordelijk voor dossiers als mensenhandel vanuit Oost Europa en Turkije. De reductie van het aantal asielzoekers uit risicolanden en voor de terugkeer van vreemdelingen naar hun land van herkomst. Dat bepaalde in hoge mate zijn reisdoelen en gaf hem ook een duidelijke functionele reden om die landen frequent te bezoeken. Ook hier is niet aangetoond dat JD zijn positie heeft misbruikt, zoals in de vele verdachtmakingen wordt gesuggereerd. Maar ook voor deze periode geldt dat de bestuurlijke integriteit onder druk staat omdat er geen publieke vorm van toets of onderzoek is (geweest), waardoor een dergelijke onzuivere handelwijze kan worden uitgesloten.

De beide bovenstaande conclusies dienen te worden bezien in het licht van de publieke discussie die sinds 1994 gaande is rondom de persoon van de SG en de beschuldigingen aan zijn adres. Een overzicht van die publieke discussie wordt hieronder aangegeven aan de hand van een chronologisch over zicht van de oud journalist Micha Kat en dat op internet beschikbaar is.

Geruchten/beschuldigingen in de publiciteit:

Op de internetsite www.klokkenluideronline.nl staat een chronologisch overzicht van zaken van de hand van de journalist Micha Kat. Daarin wordt de rol van JD genoemd en gekwalificeerd. Zonder alles wat daar wordt gesteld als waarheid aan te nemen, geeft dit overzicht wel een goed beeld van de publieke discussies die rondom de persoon van JD hebben gespeeld en nog altijd spelen. Ik heb bij deze notitie een afdruk gevoegd van dat overzicht. Voorts is bij gevoegd een selectie van het op internet beschikbare materiaal, voor zover dat is gebruikt bij mijn analyse en onderzoek.

Benoeming tot Secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie

Op 22 juli 2002 treedt mr. Piet Hein Donner' aan als Minister van Justitie. Door het vertrek van Harry Borghouts per I juni 2002 naar de provincie Noord-Holland moet er een nieuwe SG worden benoemd. Minister Donner benoemt JD per 1 november 2002. SG benoemingen lopen formeel via de Ministerraad (MR). Er mag dus van worden uitgegaan dat de MR geen bezwaar heeft gemaakt. Ten tijde van die benoeming door CDA minister Donner lopen er al volop discussies over de persoon van JD, waarbij de volgende (niet bewezen) verdachtmakingen de hoofdmoot vormden.

a. 1994 Politieonderzoeken in verband met misbruik van kinderen, waarbij de naam van JD wordt genoemd in het dagblad De Telegraaf;
b. 1998 Uitzending van Netwerk rapporteert over een grootscheeps onderzoek in 1994 van een speciaal opgericht politieteam uit Rotterdam, het HIK-team (Handel in Kinderen), Het HIK team vond een escort-club van jonge jongens vanuit Oost Europa naar o.a. Nederland. Een Duitser wordt voor zijn betrokkenheid gestraft en er is tevens sprake van een zekere topambtenaar Joris, die ook wordt veroordeeld. Later wordt gesteld dat die Joris wel bestaat, maar dat niet gaat om JD van het MvJ,
c. 1998 In Amsterdam spelen het z.g. "Rolodex" en "Embargo"onderzoek naar een pedo-netwerk met hooggeplaatsten Ook de naam van JD wordt hierin genoemd, nl. als degene die het onderzoek frustreert via het PG parket zou het onderzoek hebben "geneutraliseerd".
d. 2000 JD trekt de aandacht van de researchredactie van het NOS journaal dat onderzoek doet naar vertakkingen van het Dutroux netwerk in Nederland, Ook hier stuit men op het doodgelopen "Embargo-onderzoek".
e. 2002 De Turk Baybasin wordt veroordeeld tot levenslang. Volgens zijn advocaat op basis van een gemanipuleerd dossier, waarin JD de hand heeft gehad.

Hoe komt een minister van Justitie in vrijheid tot een voordracht en benoeming van JD, waarover zoveel geruchten gaan? Hij brengt naar buiten dat de AIVD voorafgaande aan de benoeming een onderzoek heeft gedaan. De uitkomst van deze screening is niet publiek en het is dus niet zeker dat van de zijde van de AIVD bezwaren zijn ingebracht of dat zij JD benoembaar achtten. Enkele niet-verifieerbare bronnen stellen dat de uitkomst van het onderzoek luidde "niet benoemen, te veel risico", Feit is dat de minister de benoeming rechtvaardigt door te wijzen op een AIVD screening die geen bezwaren opleverde, terwijl de advocaat van JD weliswaar de AIVD screening noemt, maar daarbij niet heeft gesteld dat dat onderzoek een voor zijn cliënt positieve conclusie trekt. Waarom gebruikt een advocaat dit argument niet als zijn cliënt beschuldigd wordt van zeer ernstige feiten?

Voor elke objectieve buitenstaander blijft het niet te begrijpen dat iemand over wie zo vergaande discussies lopen met betrekking tot zijn levenswandel geheel vrijwillig door de minister op die post wordt benoemd. Dat is te minder te begrijpen nu de geruchten over JD niet alleen mogelijke strafbare handelingen met jonge kinderen betreft, maar ook gaan over misbruik van zijn positie als topambtenaar bij Justitie en dat gedurende een groot aantal jaren. Een eerdere poging om de SG positie te verwerven bij het Ministerie van Defensie was niet geslaagd, Niemand kan met zekerheid stellen dat de achtergrond daarvan de informatie van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst is geweest, maar alles bijeen is dit besluit van de minister van Justitie niet te rijmen met de normale logica en de hoge standaards die zeker CDA-minister Donner moet hebben als het gaat om een SG op Justitie die van onbesproken gedrag is. Dat laatste was toen en is nog altijd niet het geval.

De kernvraag aan minister Donner moet zijn: 'Welk hoger belang wordt er gediend (of afgedekt) door het steunen van JD, zonder dat de verdachtmakingen met feiten worden weerlegd?"

Analyse en onderzoek

Feiten op basis waarvan verdere analyse en onderzoek heeft plaatsgevonden:

a. JD is niet van onbesproken gedrag; integendeel in ieder geval vanaf 1994 wordt zijn naam en rol besproken in alle publieke media, zoals kranten, weekbladen, tijdschriften, televisieuitzendingen, zowel in het NOS journaal als in actualiteitenrubrieken;
b. De publieke discussie rondom zijn persoon speelden al volop toen minister Donner van Justitie kort na zijn aantreden per 22 juni 2002 via de ministerraad JD bij de Kroon heeft voorgedragen voor benoeming in de functie van Secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie, waarna die benoeming door de Kroon heeft plaatsgevonden en vervolgens per I november 2002 effectief werd.
c. Dat de publieke discussie rond de persoon van JD betreft zeer ernstige (overigens nog altijd onbewezen) verdachtmakingen (zie bijlagen).
d. De bronnen van de verdachtmakingen stellen dat JD door misbruik te maken van zijn (macht)positie als topambtenaar van Justitie een zuivere rechtsgang frustreert en zodoende buiten schot blijft.

Naast deze constateringen kwam er eind 2009 een nieuw feit naar buiten, dat van een andere orde lijkt te zijn, maar wat niettemin een aantal vragen oproept die zijn gerelateerd aan de persoon van de SG van Justitie.

In september 2009 blijkt uit een NRC publicatie dat JD als SG van Justitie in twee jaar tijd € 13.000 declareerde, uitsluitend aan eten en drinken (zie bijlage NRC artikel). Er is niet gedeclareerd volgens de geldende regels. Wil een ambtenaar op rijkskosten eten dan moet worden aangegeven wat de functionele aanleiding is voor het samenzijn en er moet worden aangegeven wie de gast(en) is (zijn) geweest van de Secretaris-generaal. "De gemaakte kosten zijn soms aan de hoge kant, maar van onregelmatigheden is geen sprake", aldus een schriftelijke reactie namens minister Hirsch Ballin. Dat weet de minister niet en hij kan het ook niet weten want de daarvoor bedoelde informatie ontbreekt.

De kernvraag aan minister Hirsch Ballin is opnieuw: "Welk hoger belang wordt er gediend (of afgedekt) door het steunen van JD, zonder dat de verdachtmakingen met feiten worden weerlegd?"

Sinds september 2009 is dit feit bekend en het is niet te verklaren dat noch de pers, noch enige andere instantie meer duidelijkheid eist en verder graaft. Dit is immers een uitgelezen kans om er achter te komen hoe het netwerk van JD in elkaar zit.

Advies:

JD wordt van zeer ernstige misdrijven beschuldigd. Misbruik van zijn (macht-)positie wordt aangevoerd als argument, waarom hij er tot nu toe mee is weggekomen.

De beide ministers Donner en Hirsch Ballin ontkennen elke vorm van rook, laat staan vuur, zonder dat de beschuldigingen met feiten worden weerlegd. Als JD extreem vaak functioneel buiten de deur eet op rijkskosten hoeft hij niet te vertellen met wie hij at en wat de functionele aanleiding was voor die ontmoeting. In alle vergelijkingen is zijn gedrag op dit punt extreem. De arm van JD reikt tot de top 100 van de staande en zittende magistratuur en zeker ook de top 50 van Buitenlandse Zaken en indirect zeker ook de AIVD.

JD heeft 9 jaar op rijkskosten de wereld bereisd en in de afgelopen twee jaar heeft hij op rijkskosten excessief intensief (functionele) gesprekken in (dure) restaurants gevoerd. Dat roept de vraag op of de functionele positie niet (mede) wordt gebruikt voor belangen die verband houden met zijn vermeende dubbelleven. Mijn advies is om met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) de stukken op te vragen, die betrekking hebben op de dienstreizen buitenland van JD sinds 1993.

Daarnaast moet inzicht worden geëist in de namen van de tafelgenoten met aanduiding van het aan justitie gerelateerde belang.

Nog een enkele opmerking van cruciaal belang. De terughoudendheid van alle publieke media in de casus JD is opvallend. Oud collega's met wie ik sprak reageren allen in dezelfde zin als Hilbrand Nawijn in de publicatie op internet. Het ademt steeds een verzuchting als:"We weten toch dat er iets niet klopt, maar niemand kan het hard maken, dus ik ga er mijn handen niet aan branden". Angst, echte angst voor repercussies is wat voortdurend een rol speelt. De verwevenheid van (delen van) de pers met het topcircuit (inclusief het Koninklijk Huis) in Den Haag en daarbuiten is een feit.

15 februari 2010


 
Volg de Demminkdoofpot via RSS

De laatste Demmink tweets